De mogelijke risico’s voor de werkgever zijn de volgende:
Een sociaal inspecteur die inbreuken vaststelt, heeft appreciatierecht. Dit betekent dat hij zelf kan beslissen of hij een waarschuwing geeft, een termijn bepaalt waarbinnen de inbreuk in orde moet worden gebracht of een proces-verbaal opmaakt.
De sociaal inspecteur heeft bovendien bijzondere verregaande bevoegdheden op het vlak van de gezondheid en veiligheid van werknemers en zelfstandigen.
Daarnaast heeft hij ook een bijzondere bevoegdheid inzake de loonbescherming van werknemers.
In uitzonderlijke gevallen kunnen sociaal inspecteurs naar aanleiding van hun controle bijzondere maatregelen nemen en overgaan tot inbeslagname of verzegeling van roerende en onroerende goederen. Dit kan alleen wanneer dit noodzakelijk is voor het bewijs van de inbreuken of wanneer het gevaar bestaat dat de inbreuken met deze goederen worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd.
Als er een proces-verbaal is opgemaakt, wordt dit overgemaakt aan Justitie. De arbeidsauditeur beslist of er strafvervolging zal worden ingesteld voor de Correctionele rechtbank. Het is uiteindelijk de rechter die zal beslissen of er al dan niet een strafsanctie wordt opgelegd. Het kan dan gaan om een geldboete en in uitzonderlijke, zware gevallen, een gevangenisstraf.
De arbeidsauditeur kan ook beslissen om geen strafvervolging in te stellen (seponering). In dat geval zal het proces-verbaal in veel gevallen in aanmerking komen voor een administratieve geldboete van de Directie Administratieve Geldboeten (D.A.G.) van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Deze dienst kan op zijn beurt beslissen om al dan niet aan administratieve geldboete op te leggen. De lichte sociaalrechtelijke inbreuken waarvoor proces-verbaal is opgesteld, gaan rechtstreeks naar de D.A.G. en niet naar Justitie.
De arbeidsauditeur beschikt nog over andere mogelijkheden om op te treden. Zo kan hij bijvoorbeeld ook een minnelijke schikking opleggen.
In bepaalde gevallen kunnen de opdrachtgever, aannemer en onderaannemer hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden voor de correcte betaling van het loon aan de werknemers.
Er bestaat eveneens een hoofdelijke aansprakelijkheid in bepaalde gevallen in hoofde van de opdrachtgever en de aannemer voor de betaling van de sociale zekerheidsbijdragen en de fiscale schulden.
Wat betreft de aangifte en de betaling van de verschuldigde sociale zekerheidsbijdragen (of voorschotten) aan de RSZ zijn burgerlijke sancties voorzien in het geval van het niet (tijdig) uitvoeren van de aangifte of betaling. Het gaat om de betaling van onder meer bijdrageopslagen en verwijlintresten aan de RSZ en dit bovenop de betaling van de al verschuldigde sociale zekerheidsbijdragen.
Indien de werkgever een buitenlandse werknemer illegaal tewerkstelt en de werknemer wordt gerepatrieerd, zal de Dienst Vreemdelingenzaken de kosten verbonden aan deze repatriëring van de werkgever terugvorderen.
Aangezien tegenover ieder niet aan de sociale zekerheid onderworpen loon dat wordt uitbetaald, over het algemeen ook niet aangegeven inkomsten bij de werkgever bestaan, loopt de werkgever het risico dat een herberekening van de omzet en de daarop te betalen BTW wordt gemaakt. Zowel bij inbreuken bij directe belastingen als BTW kunnen daar boven op boetes en verwijlintresten geheven worden.